Gisterenmiddag rende er een klein spinnetje op het aanrecht die schrok toen ik kwam aanlopen om een theezakje weg te gooien. Blijkbaar zag de spin mij niet als een vriend. Hij zorgde ervoor dat het theezakje in mijn hand altijd in zijn zicht bleef. Een paar keer verschoof ik mijn hand om te kijken of het echt aan het theezakje lag. Elke keer liep het beestje snel achterruit of vooruit.
De eerste vraag die bij me op kwam was hoe de spin mij zou zien? Om een of andere reden was ik gevaarlijk in zijn ogen. Theezakjes vormen voor deze wezens waarschijnlijk ook een grotere bedreiging dan ik me voor kon stellen. Waarom zouden theezakjes spinnen bedreigen?
Het meest aannemelijke in dit soort situaties is volgens mij om aan te nemen dat hoe ik de spin zie, ook is hoe de spin mij ziet. Dat zou de introspectievewederkeerigeintersubjectiviteitstheorie moeten heten.
Een wellicht wat wetenschappelijkere methode zou zijn om te analyseren welke visuele kenmerken evolutionair voor mij en voor de spin relevant zouden zijn en dat voor elke waarneming die ik heb en die de spin heeft om te draaien. Een vliegje is bvb voor de spin een lekkernij, voor mij iets dat jeuk of irritatie kan veroorzaken. De kleur witgrijs is voor mij een licht bewolkte lucht waar regen uit zou kunnen komen, voor de spin de kleur van zijn woning en zijn voedselbron.
Als je op deze manier alle mogelijke waarneming zou herlabelen, dan zou je kunnen beschrijven hoe de spin mij ziet en hoe ik de spin zou zien. Helaas had ik daar geen tijd voor over en gebruikte ik dus de introspectievewederkerigeintersubjectiviteitstheorie theorie.
Mijn conclusie was dat als de spin 2000 keer zo groter zou zijn dan ik, en met theezakjes zou gaan zwaaien, zou ik inderdaad zorgen dat het theezakje nooit buiten mijn gezichtsveld zou komen, los van mijn kennis in hoeverre theezakjes bedreigend zijn.
Het bovenstaande doet natuurlijk meteen aan het wereldberoemde essay “What is it like to be a bat?” uit 1974 van Nagel denken.
Voor de zekerheid geef ik het hier kort weer. Zijn centrale stelling is dat onze theorie over alle levende wezens incompleet is zolang we geen verklaring hebben voor de beleving van de werkelijkheid door het subject.
Hij toont dit aan door het voorbeeld van de vleermuis. Een belangrijk aspect voor het leven van de vleermuis is hoe deze zijn eigen leven ervaart. De vleermuisheid van het vleermuis zijn. Hoe het is om een vleermuis te zijn volgens een vleermuis, in plaats van volgens de mens.
Ditzelfde geldt voor mensen. Onze wetenschap heeft nog geen plaats kunnen vinden voor de subjectieve beleving van het menselijk leven. De medische en psychologische theorieën zijn beperkt in het analyseren van het lichaam, maar hebben nog geen toegang tot datgene wat het lichaam beleeft. Het ik, of in deze discussie de geest.
Het probleem van het lichaam en de geest wordt in alle wetenschappelijke kennis die wij hebben omzeild. De subjectieve beleving door de ogen van het subject wordt niet meegenomen.
Nagel zelf trekt er de conclusie uit dat om deze reden Fysicalisme noodzakelijk incorrect moet zijn, er is namelijk geen fysische verklaring mogelijk voor dit fenomeen.
De verdere discussie in het artikel gaat over het fundamentele onkenbare karakter van subjectieve ervaring.
Een vraag uit het artikel die dit kort samenvat en goed illustreert is: “Does it make sense , in other words, to ask what my experiences are really like, as opposed to how they appear to me?”
Het artikel zelf is te vinden hier te vinden.
Om terug te komen op het spinnetje (die ik overigens vrolijk, zonder hem verder lastig te vallen met theezakjes of filosofische vragen zijn pad heb laten vervolgen); zelfs als alle waarneming tussen mij en de spin worden omgedraaid zal ik altijd het ongrijpbare gevoel van spinheid door de ogen van de spin missen.